Psalms 55


Dan zal ik ook aan andere zondaars
laten zien wat uw wil is,
zodat zij zich bekeren
en U ook zullen volgen.

1 Bevrijd mij van de schuld
die ik op mij heb geladen, o God.
U bent de God van mijn heil.
Ik wil over uw rechtvaardigheid juichen.

2 Here, stel mij in staat
U openlijk lof en eer te geven.

3 Want ik weet dat U er geen prijs op stelt
dat ik U nu brandoffers zou brengen,
daar gaat het U niet om.

4 Het werkelijke offer waarop U wacht,
is een aan U overgegeven geest
van iemand die weet
dat hij niet zonder U kan,
En een hart dat geheel en al weet
dat U de enige bent die helpen kan.
Zulke mensen stuurt U nooit weg, mijn God.

5 Wilt U Jeruzalem zegenen
en haar muren herbouwen?

6 Dan zullen de offers
die volgens de wet worden gebracht,
U genoegen doen.
Dan zullen grote brandoffers
aan U gebracht worden,
hele stieren worden op uw altaar gebracht.

7

This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Salme 52:2.

8 9
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses Salme 52:1-2.
Een leerzaam gedicht van David voor de koordirigent. Hij maakte dit nadat de Edomiet Doëg hem aan Saul had verraden met de woorden: ‘David is in het huis van Achimelech.’

10 Och geweldenaar, waarom denkt u
dat het kwade u wel zal helpen?
De liefde en goedheid van God houden nooit op
en gelden dag en nacht.

11 U bedenkt allerlei kwaad,
uw tong is zo scherp als een scheermes.
U bent een bedrieger!

12 U geeft de voorkeur aan het kwaad
boven het goede.
U liegt liever
dan dat u de waarheid spreekt.

13 U hoort het liefst slechte taal
en een mond die bedriegt.

14 God zal u echter voor eeuwig verderven.
Hij zal u uit uw huis wegslepen
en een einde aan uw leven maken.

15 De oprechte mensen die het zien,
zullen ontzag voor God hebben en zeggen:

16 ‘Kijk, zo vergaat het degene
die niet op God vertrouwt,
maar denkt dat zijn rijkdom hem wel zal redden.
Die rijkdom waardoor hij zich sterk waande,
werd zijn ondergang.’

17 Ik groei echter op
als een altijd groene olijfboom in Gods huis.
Onophoudelijk vertrouw ik
op Gods goedheid en liefdevolle zorg.

18 Ik zal U altijd loven en prijzen,
omdat U mij steeds weer redt.
Ik verwacht het alleen van U,
samen met al uw volgelingen,
want uw naam is groot en goed.

19

Een leerzaam gedicht van David voor de koordirigent.

Op de wijs van ‘De rietpijp.’

20
21 Dwaze mensen denken dat God niet bestaat.
Ze doen vreselijk onrechtvaardige dingen.
Zelfs niet één ervan doet wat goed is.

22 God kijkt vanuit de hemel naar alle mensen.
Hij zoekt of er misschien één bij is die verstandig is,
wellicht één die God zoekt.

23 Maar allemaal hebben zij zich van Hem afgekeerd.
Allemaal hebben zij Hem verlaten,
niemand van hen doet goed, nog niet één.
Copyright information for NldHTB